Home
    Reizen van Jan en Carla
 
Sri lanka
 
23 februari - 9 maart 2011
 
 
Reisroute: 
  Colombo/Negombo – Sigiriya – Kandy – Nuwara Eliya – Tissamaharama –  Galle – Bentota – Colombo.
Vlag en wapen van Sri Lanka
           
               
 
Sri Lanka in het kort:
Hoofdstad                 :Colombo
  Aantal  inwoners         : ruim 20 miljoen (telling  2009)
  Taal                            : de officiële talen  zijn het Singalees en het Tamil, maar Engels wordt ook vrijwel  overal gesproken
Klimaat                       : tropisch klimaat met  twee moesson periodes
Religie                        : overwegend boeddhistisch  (70%) , hindoeïstisch. christen en islamitisch
Geldeenheid               : Rupee            
                                                                             
De  Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka, tot 1972 Ceylon genoemd, ligt  ten zuid-oosten van India in het noordelijk deel van de Indische Oceaan. De  afstand van noord naar zuid is 445 km en van oost naar west 225 km; dat is  ongeveer net zo groot als Nederland en België samen. 
 
 
Het eiland  heeft een eeuwenoude historie en is ooit kolonie geweest van Portugal (16e  eeuw), Nederland (17e eeuw) en later van Engeland (tot 1948). Met  name in Colombo en Galle zijn nog overblijfselen zoals forten, kerken en  overheidsgebouwen, die dateren uit de Nederlandse VOC-periode. 
  Sri Lanka  telt ruim 20 miljoen inwoners, waarvan 85% op het platteland woont en werkt en  bestaat uit diverse bevolkingsgroepen: Singalezen (kwamen ruim 500 jaar voor onze  jaartelling vanuit noordelijk India naar het eiland), Tamils (eveneens uit  India afkomstig), Moren (afstammelingen van de Arabische handelaren), Burghers  (een menggroep van meestal christelijke Singalezen en afstammelingen van vooral  Nederlandse, maar ook wel Engelse of Portugese kolonisten en) en de Wedda’s (de  oorspronkelijke bewoners, waarvan er nu nog een paar honderd over zijn). Elke  groep houdt zich vast aan eigen cultuur, geloof en traditie. Onze  chauffeur/gids is zo’n Burgher: hij is christen en zijn achternaam is Fernandez.
Sri Lanka  is een vruchtbaar land met o.a. uitgestrekte theeplantages (Ceylon thee!) tegen  de heuvels en bergen. Ook zijn er tropische regenwouden en prachtige stranden.  De gemiddelde temperatuur is 30°C op het lage land en in de hoger gelegen  gebieden gemiddeld 23°C. 
Waarom Sri Lanka?
  In 1972  veranderde Ceylon zijn naam in Sri Lanka, dat "schitterend eiland"  betekent. En  terecht. Het eiland heeft  stranden met palmen en een stralend blauwe oceaan. Het binnenland is prachtig  groen en vruchtbaar met bergen, snelstromende riviertjes en watervallen met  diepe dalen. Daarbij nog eeuwenoud boeddhistisch erfgoed, vrouwen in prachtige  kleurrijke sari's, mooie nationale parken, heerlijk tropisch fruit en een zeer  vriendelijke bevolking. Wat kan een mens zich meer wensen voor een korte  vakantie? Hier is het winter, dus koud en daar houden we geen van beiden van.  Wat ons betreft dus weer de hoogste tijd om een warm en zonnig oord op te  zoeken. Al twee maal eerder hadden we plannen om naar Sri Lanka te gaan, maar  door verschillende omstandigheden gingen deze reizen toen niet door. Deze keer  hebben we gekozen voor een relatief luxe reis: we gaan met z’n tweetjes het  land verkennen in een auto met chauffeur, die tevens onze gids is, en we slapen  in gerieflijke hotels. We kunnen van de eerste tot en met de laatste dag over ons  privévervoer beschikken. Hoe zo, luxe …?! 
 
Verslag van de reis:
Dag  1 – woensdag 23 februari 2011 AMSTERDAM  > OVERSTAP DUBAI
  Aanvankelijk  zou Merlin ons bij het station in Zutphen af zetten, maar het plan verandert,  want hij moet zijn kleinkinderen naar Amsterdam brengen. En zo vertrekken we om  08.30 uur met drie volwassenen, twee kinderen, een flinke hond en bagage in  alle soorten en maten richting Amsterdam. De dochter en schoondochters zitten  in een restaurantje te ontbijten en aangezien het nog vroeg is schuiven we aan  en drinken daar een kop koffie. Dan brengt Merlin ons naar Schiphol, waar we  nog alle tijd hebben om rustig te lunchen. We vliegen met Emirates.
  
 
 
Het  vliegtuig is lang niet vol en we hebben veel beenruimte. Om 15.00 uur stijgen  we op en zes uur later (24.00 uur plaatselijke tijd) landen we op het vliegveld  van Dubai voor de overstap.
 
Dag  2 – donderdag 24 februari 2011 DUBAI  > VLIEGVELD COLOMBO / NEGOMBO
De vlucht  naar Colombo heeft vertraging; we zitten ruim een uur in het vliegtuig te  wachten op 'take-off''. Het is 3½ uur vliegen van Dubai naar Colombo, waar we om  09.00 uur aankomen. Het tijdsverschil met Nederland is 4½ uur. In de  aankomsthal staat Cuthie Fernandez, onze chauffeur/gids voor de komende twee  weken, ons op te wachten.
 
 
Buiten slaat de hitte ons tegemoet, maar gelukkig  hebben we een comfortabele  auto met  airco en is ons hotel in Negombo niet ver van het vliegveld. In het koloniale  tijdperk was Negombo een belangrijke plaats omdat er veel wilde kaneel in de  omgeving groeide. Er is nog een oud Nederlands fort. Het is  een vissersplaats en er wordt nog veel gevist  met zgn.oruvas, kleine kano’s met één of twee drijvers, die getuigd zijn met  een enorm vierkant zeil. 
  Na een  douche, een tukje en een sandwich lopen we naar het strand, waar vissersboten  met hun zeilen bollend in de wind op het zand liggen.
  
           
Verderop zijn ze de  vangst uit de netten aan het halen. Ook zien we een grote, oude, houten boot  waarvan de delen met touw aan elkaar zijn gezet; de naden zijn gevuld met stro.  Ik geloof niet dat deze boot nog gebruikt wordt. En natuurlijk worden we regelmatig  aangeklampt om een souvenir te kopen. Het is behoorlijk warm, mijn  thermometertje geeft 33° aan. We besluiten het dan ook niet te lang te maken,  want we zijn deze temperatuur nog niet gewend en bovendien hebben we een nacht  niet geslapen. Even voorzichtig dus. We relaxen tot het het eind van de middag  en gaan dan nog even met een tuk-tuk naar het  vissershaventje. Er is niet zo veel te zien en het wordt al snel donker.
  Vanavond  onze eerste rijst met verschillende curries gegeten: aardappel-, kool-, linzen-  en knoflookcurry. Gelukkig aangepast aan de westerse smaakpapillen, dus voor  ons ‘spicy’ genoeg!
   
  
Dag  3 – vrijdag 25 februari 2011 NEGOMBO > SIGIRIYA
  Om 8.30 uur staat Cuthie weer klaar. Nog  even een rondje Negombo voordat we verder gaan. Bij de ingang van de vismarkt  waar de verse vis verkocht wordt staat een groot beeld van de heilige Petrus,  compleet met sleutel en natuurlijk zijn visnet. Dankzij de Portugezen is  Negombo overwegend katholiek. Op  het strand naast de markt wordt de vis per soort gezouten en te drogen gelegd.  De vis, groot tot (heel) klein wordt met de hand omgedraaid zodat ze gelijkmatig kan drogen.
 
           
Al in de 8e eeuw  gebruikten de Arabieren dit stadje als uitvoerhaven voor hun specerijen, vooral  kaneel. Nadat de Hollanders de Portugezen in de 17e eeuw hadden  verjaagd bouwden ze er in 1678 een fort met een poort en bastion, dat binnen de  poort nog steeds dienst doet als gevangenis.
 
                               
We bekijken een van de vele  katholieke kerken en horen het geluid van kinderstemmen dat  blijkt te komen van een kleuterschooltje. De kleine speelgoedbeestjes die we bij ons hebben komen goed  van pas: met dank aan de Plus supermarkt! In dit schooltje geven ze ook  straatkinderen, die niet naar school gaan, ’s middags een warme maaltijd. Wanneer  we afscheid nemen krijgen we elk een sleutelhanger met schelp eraan.
 
En dan  rijden we de stad uit, maar niet voordat we een korte stop gemaakt hebben bij een  kleine zij-arm van het Hollands Kanaal. Dit kanaal is in de 17e eeuw  aangelegd door de Hollanders ten behoeve van de bevloeiing van de rijstvelden  en voor het vervoer van o.a. kaneel naar Colombo. In de loop der tijd verzandde  het, maar met hulp en steun uit Nederland is het nu door uitdieping weer bruikbaar.  Dan rijden we Negombo uit, richting Kurunegala, een stad die tijdelijk (48  jaar) hoofdstad  was en de plaats waar de  koningen woonden. Van de oude stad is weinig overgebleven. Het plaatsje wordt  omgeven door rotsen met namen als olifantsrots, schidpadrots en aalrots, al  naar gelang de vorm. Maar zoals meestal met dit soort namen moet je hier weer  een rijke fantasie voor hebben. 
  Na de lunch gaan we op weg naar Aukana, waar een  reusachtig boeddhabeeld moet staan. De weg er naar toe is erg slecht. Dit ritje  is op mijn verzoek opgenomen in de reis en zo af en toe denk ik “waarom wilde  ik dit?” want het is twee uur hobbelen. Maar het blijkt de rit meer dan waard; het  beeld is heel erg mooi: 13 meter hoog en één van de best bewaard gebleven oude  beelden in Sri Lanka. Eerst dacht men dat het stamde uit de 5e eeuw, maar nu  denkt men dat het uit de 8e eeuw is. Dus  erg oud. 

De vlam op zijn  hoofd staat voor opperste verlichting.Aan het eind van de middag, als wij er  zijn, staatde zon verkeerd voor echt mooie foto’s, maar het imposante beeld  maakt alles goed. Er zijn alleen enkele toeristen en een paar monniken uit  Thailand. Op de rots tegenover het beeld, bij de heilige bo-boom, begint  plotseling een vrouw met krachtige stem te zingen. De anderen zingen heel  devoot mee. Het is een indrukwekkend, bijna intiem moment.
 
  Via een andere weg rijden we naar Sigiriya. Dan zien we  een varaan op de weg, maar voor we het weten wordt het dier overreden door een  vrachtwagen. Maar hij leeft nog want even later schiet hij weg, ongelooflijk na  zo’n klap. Onderweg signaleren we aapjes, een mangoest, een vogel die veel op  onze fazant lijkt en een pauw. Even stoppen we bij een stalletje om vers  kokoswater te drinken en vervolgens het jonge vruchtvlees eruit te scheppen. Sap  en vrucht smaken overigens helemaal niet naar de ons bekende kokos.
 
Om 18.00  uur komen we bij het hotel dat bestaat uit huisjes. Het ziet er allemaal prachtig  en verzorgd uit. Het bed is versierd met zoet ruikende franchipanebloemen.

Dag 4 – zaterdag 26 februari 2011 SIGIRIYA
Om 07.30  uur vertrekken we om de nabij gelegen Leeuwenrots te beklimmen.
 
Het is nu nog  niet zo druk en bovenal nog niet zo warm. 
  Eerst lopen  we door de voormalige lusttuinen met grote waterpartijen. De koning woonde in  de burcht bovenop de 200 meter hoge leeuwenrots, die uit het niets uit het  omringende land lijkt op te rijzen. Het  natuurlijke bastion was versterkt met ingenieuze verdedigingswerken, zoals  twee brede grachten en stenen wallen die, zeker voor die tijd, ongekend groot  waren. De buitenste gracht was zo aangelegd dat het hele gebied tussen beide  grachten onder water gezet kon worden. Op de top van de rots is nog steeds een  katapult te zien, bedoeld om aanvallers met stenen te bestoken. Om ervoor te  zorgen dat de wachters alert zouden blijven, waren de wachtposten op de hoge  rots zo geplaatst dat een soldaat, die zijn aandacht liet verslappen, grote  kans  liep in de diepte te storten. Fijn  zo’n baantje!
  Het is  een stevige klim naar boven, deels over uitgehouwen trappen. Via een ijzeren  wenteltrap kom je bij de galerij met de beroemde fresco’s van de  ‘bloemenmeisjes’. Oorspronkelijk moeten het er meer geweest zijn, maar nu zijn  er nog twaalf te zien. Wat de fresco’s precies  uitbeelden is nog niet duidelijk. Aangezien ze bloemoffers brengen lijken ze  deel te nemen aan een religieuze processie, zoals dat bij de boeddhisten nog  steeds gebruikelijk is. De kleuren zijn nog heel goed. Aangezien ze met een  soort waterverf op kalk zijn geschilderd konden fouten niet meer hersteld  worden en dat is hier en daar ook duidelijk te zien.
 
We lopen langs de zgn.  ‘spiegelwand’, een glimmende wand van van gepolijste kalksteen, waarin men kon  zien wie er aan kwam. De eerste vorm van ons spionnetje? Dan komen we op een groot  platform. Tussen twee enorme leeuwenpoten, gedeeltelijk uitgehakt in de rots, gaat  een reeks nieuwe trappen tussen bakstenen muren omhoog naar de ruïnes bovenop  de rots. Men vermoedt dat deze poten hebben toebehoord aan een reusachtige  leeuwenfiguur.
  
                    
Het laatste stuk is hijgen! Wat wil je, na in totaal 1202 (!)  treden klimmen bij een snel stijgende temperatuur. Maar de beloning is een mooi  uitzicht op de omgeving. Helaas is het wat heiig, maar het blijft imponerend.  Hier op de top zijn ook de overblijfselen van de burcht. Het moet een enorm  paleis geweest zijn.
 
Het verhaal van de Leeuwenrots van  Sigiriya
  De schepper van Sigiriya was Kasyapa,  die regeerde van 477 tot 495. Zijn  droom was om op aarde een paleis op te trekken dat Kubera, de god van de  rijkdom, waardig zou zijn. Om de troon te kunnen bestijgen zette Kasyapa zijn  vader, koning Dhatusena, in 477 af. Volgens de overlevering was Kasyapa de zoon van koning Dhatusena en een van  diens niet-adellijke bijvrouwen. Om te voorkomen dat zijn jongere halfbroer  Mogallana, die wel van koninklijke bloede was, de koning zou opvolgen, eiste  Kasyapa de troon voor zichzelf op, zette hij zijn vader gevangen en liet hem  vervolgens levend in een muur inmetselen. Zijn halfbroer, de rechtmatige  opvolger, verbande hij naar India .Zeven jaar nadat hij de macht had gegrepen  nam Kasyapa zijn intrek in het paleis in Sigiriya, dat hij als vesting tegen de  te verwachten aanval van Mogallana had gebouwd. In 495, 18 jaar nadat Kasyapa de macht had gegrepen, begon de  langverwachte aanval van Mogallana. Hoewel Kasyapa zich veilig had kunnen  verschansen binnen de sterkste verdedigingswerken die ooit in het land waren  opgetrokken besloot hij in zijn overmoed Moggallana en diens leger op de vlakte  voor de rots uit te dagen. In het heetst van de strijd sloeg het noodlot toe:  de olifant van Kasyapa schrok, draaide zich om en sloeg op hol, gevolgd door de  in verwarring gebrachte soldaten. Toen Kasyapa besefte dat hij zich in een  uitzichtloze situatie bevond trok hij zijn zwaard en doodde zichzelf, zodat hij  niet in handen van zijn vijanden zou vallen. Mogallan werd vervolgens koning en  verplaatste de residentie naar Anaradnapura. De 'Hemelburcht op de Leeuwenrots'  raakte in de vergetelheid totdat pas in 1907 tijdens de Britse koloniale  periode, archeologen deze voormalige hoofdstad opnieuw ontdekten.
Weer beneden is het  inmiddels knap warm geworden. We rijden verder naar Polonnaruwa, dat van de 9e  tot in de 14e eeuw de oude hoofdstad van Sri Lanka was, maar nu een  ruïnestad. Het is ons te warm en te veel om alles te bezichtigen, maar een paar  hoogtepunten willen we wel zien. Dat zijn achtereenvolgens 
1) de overblijfselen  van het koninklijk paleis met zijn dikke muren. Het paleis moet ooit 7  verdiepingen geteld hebben; 2) het koninklijke bad; 3) de audiëntiezaal; 
4) de  Vatadage, een cirkelvormig beeldenhuis van 18 m doorsnee met in het midden een  kleine dagoba.
        Het staat op een rondplatform dat versierd is met reliëfs. Hier zie je ook de maansteen en de poortwachters;
 
 
5) de Gal Pota (het stenen boek), een  liggende steen van ruim 8 m lang. Bovenop de uitvoerigste inscriptie van Sri  Lanka over de heldendaden van een vroegere koning. Aan dezijkant reliëfs van  olifanten die de godin van de voorspoed met water begieten. Er naast staat een  bakstenen gebouw van oorspronkelijk 7 maar nu nog 6 verdiepingen in Cambodjaanse stijl. Aan de buitenkant zijn nog restanten van godenbeelden te  zien; 
6) de Gal Vihara, een rotstempel met vier enorme beelden uit het midden  van de 12e eeuw Achtereenvolgens twee zittende boeddha’s, een 7 m  hoog beeld met gekruiste armen waarvan niet duidelijk is of het boeddha is of  zijn leerling Ananda, en tot slot  daarnaast een 14 m lang beeld van de liggende boeddha na zijn intreden in het  nirwana.
  
  Het is inmiddels al middag  geworden en we beginnen trek te krijgen. We lunchen onderweg en zijn dan rond  16.00 uur terug bij het hotel, waar Jan zich even terugtrekt op de kamer en ik  het zwembad in duik. Later zitten we voor ons huisje met prachtige  vogelgeluiden om ons heen: hoe idyllisch!
  Het eten is weer goed en de  toetjes zijn absoluut meer dan verrukkelijk. In de lounge bestellen we een  Irish Coffee. Dat hebben we geweten: een complete show! Er wordt een tafel met  gasbrander bij ons tafeltje gereden en dan komen ze, twee man sterk, het  kunstje opvoeren. Eerst wordt de suiker in het glas gedaan en al draaiende  boven de vlam verwarmd. Vervolgens wordt de whisky toegevoegd en eveneens  verwarmd. Dan de vlam in het glas zodat de whisky gaat branden en tot slot gaan  de koffie en  slagroom erbij. Het kostte  wel een gebarsten glas, maar dan heb je ook wat!
Weer terug in de kamer zien  we dat er tijdens het eten bloemen op het bed zijn gelegd en op een plateautje  is van bloemen en geknipte plantenblaadjes de woorden ‘good luck’ gemaakt.
 
Hoe  lief kan je het hebben? Met wat fröbelwerk hebben wij er toen voor het kamerpersoneel  ‘thanks’ van gemaakt. 
Dag 5 – zondag 27 februari  2011 SIGIRIYA > KANDY
Ons eerste doel  vandaag is Dambulla, waar in 103 voor Chr., de koning vanuit de grotten zijn  hoofdstad op de Tamils heroverde (zo lang bestaat die strijd kennelijk al, dus  misschien wat erg optimistisch om te veronderstellen dat de huidige relatieve  rust het definitieve einde van het conflict is). Uit dankbaarheid liet hij de  grotten ombouwen tot tempels, die later door andere koningen werden verfraaid.  Het eerste wat in het oog valt is de enorme gouden boeddha.
 
Dan is het weer  naar boven klimmen, weliswaar geen 1202 treden maar het is nog altijd een  respektabel aantal. Voordat we aan de klim beginnen kopen we eerst elk een  bosje waterlelies om te offeren. Boven gekomen zien we een overhangende rots  waarin zes rotstempels gemaakt zijn. 

In de tempels zijn mooie wand- en  plafondschilderingen en natuurlijk heel veel boeddha’s. Ook is er een beeld van  de laatste koning van Kandy te zien.
  
                     

De tempel is al meerdere malen gerestaureerd en staat nu op de  werelderfgoedlijst van Unesco. Bij de ingang van de  rotstempels zit een man, die onder het zingen van gebeden voorspoed enz. over  je afroept en een wit touwtje om je pols knoopt. We bezoeken nog even het  museum waar heel aanschouwelijk de samenstelling van de grote jaarlijkse  processie in Kandy wordt uitgebeeld.
  Na de tempels bezoeken we in Matale  een  specerijen- en kruidentuin waar we uitleg krijgen over de verschillende  gewassen en waarvoor ze gebruikt worden. De man die ons uitleg geeft is  specialist op dit gebied, maar praat snel en met een behoorlijk accent, dus is  hij slecht te volgen. Hij demonstreert op Jans been een ontharingscrème (uiteraard gemaakt van produkten uit zijn tuin) en het werkt.
 
          
Verder krijgen we  beiden een rug-/schouder massage en hoofdmassage. Natuurlijk kunnen we deze  ongetwijfeld goede produkten ook kopen, maar er hangen prijskaartjes aan die in  de Bijenkorf niet zouden misstaan. 
  We lunchen in het restaurant  van de spice-garden en rijden dan door naar Kandy. Deze stad, 500 m boven de  zeespiegel, is schitterend gelegen aan het stuwmeer, dat het stadsbeeld  beheerst. Deze hogere ligging en de omringende bergen zorgen voor een aangenaam  klimaat. Kandy is tevens het culturele centrum van Sri Lanka en hoofdzetel van  de boeddhistische monniken. Het was de laatste hoofdstad van het Singalese  koninkrijk Kandy, voordat het hele eiland in 1815 onder Britse overheersing viel. Tot het einde van de achttiende eeuw stond de kust  van Ceylon (de oude naam voor Sri Lanka) onder bestuur van de Vereenigde Oostindische Compagnie. Dit bedrijf had een haat-liefde verhouding met het inlandse  koninkrijk. De VOC was voor het uitoefenen van haar monopolie namelijk afhankelijk van de  koning van Kandy, die aan de VOC de kaneel leverde. Ons hotel ligt op een heuvel, waardoor je een mooi uitzicht  hebt op de stad. 
  Aan het eind van de middag  gaan we naar een voorstelling van de beroemde Kandy-dansers. We zijn er al  vroeg, en dat is maar goed ook want de zaal stroomt al snel vol. De Kandyaanse  dansen zijn van oorsprong een expressievorm met een religieuze betekenis.  Kleurig geklede trommelaars en fluitspelers begeleiden de dansers en  danseressen bij o.a. een masker- en pauwendans. Ook acrobatiek en jongleren  komen er aan te pas. De voorstelling wordt besloten met vuurvreters en het  lopen over gloeiende kolen.

  Na afloop lopen we door naar  de Dalada Maligawa, de Tempel van de Tand, een beroemd bedevaartsoord dat hier  vlakbij is. In 1998 raakte de tempel zwaar beschadigd door een bomaanslag van  de Tamil Tijgers, dus eerst twee maal een security-check voordat we naar binnen  mogen.
 
 
Het is erg druk. Hier wordt het voornaamste boeddhistische relikwie bewaard: de  linkerbovenhoektand van boeddha (2,5 cm groot). Deze tand is na boeddha's  verbranding uit de as gehaald en werd in 313 uit India naar Sri Lanka gebracht verborgen  in de haardos van een prinses. In 1283 verhuisde de tand terug naar India, maar  hij kwam enige tijd later toch weer naar Sri Lanka. Er gaan verhalen dat de  tand later door Portugezen in Goa (India) zou zijn verpulverd, maar de  boeddhisten beweren  dat dit slechts een namaaktand was (zou ik ook zeggen als ik boeddhist was). Al veel eeuwen  wordt de tand op Sri Lanka vereerd. Hij verhuisde steeds mee wanneer de  hoofdstad van het Singalese rijk verplaatst werd. Zo kwam hij uiteindelijk in  Kandy terecht. De Dalada Maligawa is in 1603 gebouwd en het eigenlijke  heiligdom, de Inner Temple, is rond 1720 gebouwd. 
  Dagelijks  wordt tijdens de poya-uren op de benedenverdieping door enkele trommelaars en  een fluitist, allen met naakt bovenlijf, een muzikale oproep tot de gelovigen  gedaan. Dit gaat gepaard met veel tromgeroffel. Zodra de trommelaars beginnen  worden op de tweede verdieping de deuren naar het heiligdom van de tand  geopend. Je kunt dan in de rij aansluiten om langs het heiligdom te lopen.
 
Als bezoeker krijg je de tand zelf niet te zien, want deze is veilig  opgeborgen achter kogelvrij glas in zeven gouden in elkaar passende kistjes.  Alleen het buitenste kistje wordt tijdens de poya-uren aan pelgrims en toeristen  getoond. Ik vind het eigenlijk een genante vertoning: tussen de biddende mensen  wurmen zich drommen bezoekers. De tempel is een groot gebouw met veel aparte  ruimtes. Anders dan in bijv. Laos en Cambodja worden er in Sri Lanka nauwelijks  wierookstokjes gebrand. Wel worden er veelvuldig bloemen geofferd en veel  mensen zijn in het wit gekleed.
Dag 6 – maandag 28  februari 2011 KANDY
Vanmorgen gaan  we eerst naar een hindoe-tempel. 

Opvallend is dat hier wel wierookstokjes  worden gebrand. Het zijn overwegend mannen die hier komen bidden. Een vrouw  vult kleine kommetjes met een wasachtige brandbare stof om later bij de  altaartjes te branden.

Dan gaan we  naar de botanische tuin. In de 14e eeuw werden hier tuinen als  lusthof voor de koning aangelegd en in de 19e eeuw maakten de  Britten er een botanische tuin van. Natuurlijk veel bijzondere bomen en planten.
 
                                
Midden op een grasveld staat een gigantische Javaanse vijgenboom met een kroon  van maar liefst 1600 m², die op  veel plaatsen gestut moet worden. Er wordt beweerd dat dit de grootste ter  wereld is. Maar ja, dat zeggen ze overal waar iets bijzonder groots te zien is. 
 
 
Aan de rand van de tuinen langs de  rivier leven in de bomen duizenden vliegende honden (een soort grote  vleermuizen). Ze maken veel lawaai en je ziet er geregeldeen paar vliegen.  Tegen de avond moeten er enorme zwermen van deze dieren te zien zijn. 
 
                               
Aan het  eind van ons tuinbezoek begint het te miezeren. Later blijkt dat het in de  omgeving van ons hotel veel en hard geregend heeft. Wat een geluksvogels; we  zullen het wel verdiend hebben!
  In het centrum  van de stad kopen we een zijden overhemd voor Jan en een shawl voor mij en dan  rijden we naar een restaurant dat hoog tegen de heuvels ligt en uitzicht heeft  op de stad en het meer. Het verkeer in de stad is heel erg druk en ook hier  lijkt het recht van de sterkste/brutaalste te gelden. Het aantal tuk-tuks is  gigantisch en deze driewielige karretjes schieten van links naar rechts, waar  maar een klein gaatje is.
  Op de  terrasdeuren van onze hotelkamer zit een sticker met de tekst “Beware of monkey’s; keep all doors closed” en dat is niet overdreven. Op een bepaald moment spelen er zo’n 12 aapjes voor  onze neus!

Tegen de avond  maken we nog een wandelingetje naar het centrum. Op welk tijdstip je ook komt,  het is altijd razend druk. Ergens zie ik nog een oud klokkentorentje, een  erfenis van de Engelsen. In de bomen rond het meer huizen enorme  kraaienkolonies. Het lawaai dat ze maken is oorverdovend en het ruikt er ook  niet erg fris.
  Dag 7 – dinsdag 1 maart 2011  KANDY > NUWARA ELIYA
  Het schijnt vannacht weer geregend te hebben en ook vandaag  is het erg wisselvallig. We willen even op de markt kijken, maar de dichtstbij  zijnde markt handelt alleen in stoffen en kleding en daar zijn we niet zo in  geïnteresseerd. Voordat we de stad uit zijn rijden we nog even over het terrein  van Kandy University. Het is een parkachtig landschap met grasvelden,  boompartijen en sportvelden en daar tussen liggen de verschillende  universiteitsgebouwen. Voor elk geloof is er een gebedshuis. Dan rijden we de  stad uit richting Nuwara Eliya (spreek uit: Noewrélia). Dit stadje ligt op 1889  m hoogte en was bij de Britten erg populair vanwege demooie omgeving en het  koele klimaat. Onderweg lunchen we in een restaurant dat bij de Ramboda waterval  ligt. 

De bergachtige omgeving is inderdaad erg mooi. Langzamerhand worden de  hellingen bedekt met theestruikjes. Achter elke bocht van de weg, en dat zijn  er nogal wat, zie je weer theestruiken zo ver je kunt kijken. 
 
             
We bezoeken de  theefabriek Blue Field en krijgen daar uitleg over het proces van pluk tot  kopje thee.
 
              
 
Inmiddels is het echt gaan regenen. Halverwege de middag arriveren  we in Nuwara Eliya, bij het Grand Hotel. Dit is echt grandeur! Het is een  lichtgeel gebouw met rode daken, een mooie tuin ervoor, grote zalen met ouderwetse  stoelen voor de open haarden, grote kroonluchters en houten lambrizeringen. En natuurlijk een heel  legertje ‘knipmespersoneel’. Kortom: erg koloniaal en wat ons betreft wat te  veel van het goede. Oorspronkelijk fungeerde dit gebouw als residentie voor de  Britse goeverneur. Dat is natuurlijk wel weer leuk om te weten.

  We lopen nog even het stadje in op zoek naar wat snacks voor  de flauwe momenten op de kamer. We zien bij een winkeltje samosa’s liggen die  er wel betrouwbaar uitzien. Een man in wiens gebit een aantal tanden mist, doet  de samosa’s breed lachend in een zakje dat van krantenpapier is gevouwen. De  lucht begint weer heel dreigend te worden, dus snel terug naar het hotel.
  In de vooravond neemt Cuthie ons mee naar een pub: stampvol  Sri Lankaanse mannen. De enkele vrouwen die er zitten zijn toeristen. We zitten  aan een tafeltje met een man die zich voorstelt als “Gabriel, I am Christian”.  Bij ons zullen maar weinig mensen dit met zoveel trots zeggen. Er is een groot  scherm want op dit moment worden in Srik Lanka de World Cricket Games gehouden  en komt Sri Lanka uit tegen Kenia. Cricket is hier wat voetbal is bij ons.  Opvallend: je hoort geen enkel gejuich of geluiden van afkeuring, terwijl er  toch heus gekeken wordt. Het sfeertje is wel gezellig.
 
Dag  8 – woensdag 2 maart 2011  NUWARA ELIYA  
Gewapend met een royaal ontbijtpakket vertrekken we om 06.00  uur met een oude rammelende jeep over een erbarmelijke weg al draaiend naar  boven, naar de Horton Plains. Deze geïsoleerde hoogvlakte ligt op ruim 2000 m  hoogte. Vroeger leefden hier olifanten, luipaarden en langharige apen, maar die  tijd is voorbij. Nu is er alleen nog een natuurgebied. Dicht bij de ingang van  het Nationaal Park zien we een groot hert met een flink gewei. 

We beginnen  tegen 08.00 uur te lopen. Het pad is deels goed begaanbaar en deels bezaaid met  grote en kleine keien, dus oppassen dat je je enkels niet verzwikt. Het  hoogteverschil is goed te doen.
  
             
Eerst lopen we naar Mini World’s End, waar een  afgrond 600 m naar beneden gaat. We kunnen ver kijken, maar de wolken komen al  opzetten. Dan lopen we verder naar Greater Worlds End; hier gaat het zo’n 1700  m recht naar beneden. En denk maar niet dat er een hekje of waarschuwing  staat!

 De zon schijnt en het is redelijk helder. Dat is echt boffen, want hier  hangt heel vaak bewolking en dan kun je het uitzicht wel vergeten. In een grote  boog gaat het dan verder naar Baker’s Falls. Het laatste stuk naar de waterval is  weer ouderwets klauteren en klimmen. Nu waren we van Madagaskar wel wat gewend,  maar de stenen zijn soms zo groot dat een paar stevige boomstammetjes of een  paar helpende handen voor mij zeer welkom zijn. Maar dan volgt de beloning. 

Later blijkt er een ordentelijke trap naar een uitzichtpunt te gaan ( …!!) Maar  als je er niet voor geploeterd hebt is het vast niet zo mooi, maken we onszelf  wijs. 

Na 3½ uur zijn we weer op het punt waar we de wandeling begonnen. En na  een kleine 1½ uur draaien en schudden lopen we rond 13.30 uur als een paar  geklutste eitjes het hotel weer in.   Aan het eind van de middag gaan we naar de overdekte markt.
  
             
Opvallend is dat er geen kramen met vlees of kip zijn; wel vis, gedroogd of  vers. En grote schalen met curd, een soort yoghurt van buffelmelk. In Sri Lanka wordt vrijwel geen vlees gegeten: het vlees is vooral voor  de buitenlanders. Er is een apart marktje waar kleine partijen merkkleding worden  verkocht, bijv. The North Face, Helly Hansen, enz. enz. , waarschijnlijk  modellen van het vorig jaar. Deze kleding wordt hier gefabriceerd en gaat dan naar  Europa om voor veel geld verkocht te worden. Jan tikt hier een zomerjack op de  kop voor een heel schappelijk prijsje. In Nuwara Eliya staan nog erg veel  koloniale gebouwen, waarvan sommige schitterend onderhouden zijn, en er hangt  hier en daar nog een echt Engels sfeertje. Zo heb je de golfbaan en de  paardenrenbaan, het Victoriaanse postkantoor, het typisch Engele Neo-Tudor Hill  Club, President’s House en niet te vergeten ons hotel. Tegen de avond gaan  Cuthie en Jan nog een biertje drinken; ik blijf op de kamer mijn dagboekje  bijwerken en wat lezen.
  Rond 19.30 uur worden we, net als giseravond, min of meer  onaangenaam verrast door een kamerjongen die de kamer slaapklaar wil maken. Dat  wil zeggen handdoeken worden weer netjes opgehangen, gordijnen dicht geschoven,  kussens opgeschud, bed weer netjes opgemaakt (waarin we net zo lekker lagen te  lezen), en tot slot worden er een paar bloemetjes op het bed en kussen gelegd  met een kaartje waarop in alle talen “welterusten” staat. Het is allemaal reuze  vriendelijk bedoeld, maar we voelen ons wel een beetje overvallen.
Dag  9 – donderdag 3 maart 2011 NUWARA ELIYA > TISSAMAHARAMA 
  Vandaag  op weg naar Tissamaharama in het zuiden van het land. Even buiten Nuwara Eliya  komen we langs het hindoe-tempeltje van Sita Eliya. 

Hier zou koningin Sita uit  het Ramayanaverhaal een tijdje gevangen gezeten hebben tot ze door het  apenleger werd bevrijd. Aan de buitenkant staat dan ook een altaartje met een  aap. Grappig is dat uit de langzaam voorbij rijdende bus een man springt, snel een  paar bloemen bij het altaartje legt en vervolgens weer op de rijdende bus  springt; een zgn. ‘turbo-offer’.  Er  wordt over een zeer grote afstand aan de weg gewerkt en we doen dan ook een  klein twee uur over een afstand van 25 km. Ten noorden van Nuwara Eliya zag je  onafzienbare theeplantages en ten zuiden van het plaatsje is het louter  tuinbouw, zoals uien, wortelen, bloemen, enz. We rijden door het stadje  Welimada waar het je reinste puinhoop is. Het is een belangrijk centrum voor  groente- en runderteelt en daarom is er erg druk met busjes, tuk-tuks en  vrachtwagens. Bovendien zijn door de vele regens van de afgelopen tijd de wegen  erg modderig en is er geen doorkomen aan. Je wordt niet echt vrolijk van die  vreselijk vieze modderbrei. In het stadje Badulla rijden we langs een  tempelcomplex dat volgens de overlevering uit de 3e eeuw v.Chr. zou  stammen. We houden koffiepauze bij het Grand Ella Motel dat  even buiten het plaatsje Ella ligt. Vanaf het  terras heb je een prachtig uitzicht op Ella Gap (kloof) en Ella Rock. Helaas is  het zwaar bewolkt en heiig, dus geen mooie landschapsfoto’s. Een paar kilometer  voorbij de kloof zien we de mooie Ravana Ella Falls.
  Op  mijn verzoek (ik had het ergens gevonden in een boekje) gaan we op zoek naar de  boeddhabeelden bij Buduruwagala. Hier staat een beeldengroep uit de 9e  of 10e eeuw.
 
Onze chauffeur/gids is er nog nooit geweest en na wat  zoeken en een aantal keren vragen  moet  je om ze te zien een smalle weg af rijden. Je komt dan langs een mooi meertje  met veel vogels in een mooi, stil en bosrijk gebied. Ook de beeldengroep staat  in het groen en het is er volmaakt stil. 

De zeven figuren zijn uit een grote  rots gehouwen die de vorm van een olifant heeft en (wat een verrassing!) de  naam olifantsrots draagt. Op sommige plekken zijn de kleuren van de beelden nog  zichtbaar. Het grote, ± 15 m hoge beeld (hoogste beeld van Sri Lanka) stelt de  boeddha van de toekomst voor. 

Links van de gerestaureerde voeten van het grote  beeld zit een gat in de rotswand in de vorm van een vlam. Uit dit gat sijpelt  een olieachtige vloeistof (overigens niet gezien). Bij volle maan verzamelen de  zieke dorpelingen uit de omgeving zich op deze plek. Zij betasten enkele  minuten lang de rotswand en de olieachtige vloeistof om vervolgens ‘genezen’  huiswaarts te keren. Het is echt schitterend mooi en vooral de stilte op deze  plek maakt het indrukwekkend. We zijn dan ook heel blij dat we deze  beeldengroep gezien hebben.
  Een  kwartier nadat we daar weer vertrokken zijn gaat het regenen. We hebben het  weer getroffen dat het bij de beelden droog was! Het is al halverwege de middag  als we gaan lunchen in een restaurant dicht bij ons hotel in Tissamaharama. Het  giet nog steeds en de toegang naar het restaurant lijkt een riviertje: het is springen  om met redelijk droge voeten binnen te komen. Na een korte onderbreking blijft  het de rest van de middag en avond regenen.
Dag 10 – vrijdag 4 maart  2011 TISSAMAHARAMA 
  Vroeg op: 05.00  uur. We worden om 05.30 uur opgehaald door een jeep om naar Yala Nationaal Park  te gaan. Ook vannacht heeft het nog geregend, maar wederom zijn de weergoden  ons goed gezind. Nadeel van die regen is dat de olifanten zich niet laten zien:  er is water genoeg en ze hoeven dus niet naar de waterpoelen die wat dichter  bij de routes liggen. Maar we zien wel veel (water)vogels, zoals witte reigers,  ooievaars, pelikanen, ibissen, steltlopers, prachtig gekleurde bijeneters en  heel veel pauwen.
 
  
  
 
 
       
      
Verder wilde waterbuffels, wilde zwijnen, krokodillen,  herten, varanen, apen en zelfs een luipaard wordt gesignaleerd. Nauwelijks te  zien, maar toch..! 
 
                   
 
 
                  
’s Middags  rustig aan. Ik ga het zwembad maar eens testen. Het water is heerlijk en ik heb  het bad helemaal voor mij alleen.
  Tegen de avond  gaan we naar Kataragama, ruim 20 km verderop. De tempel in dit dorp is een  belangrijk bedevaartsoord, zowel voor de boeddhisten, als voor de hindoes en de  moslims. En dat is goed te merken. Op het uitgestrekte tempelcomplex komen  honderden gelovigen hun offers brengen. Eerst loop je over een toegangsweg met  stalletjes waar ze offergaven verkopen, voornamelijk fruit en kokosnoten, maar  ook fel gekleurde slingers en kleine witte bloemetjes. Dan ga je verder over  een brug over de heilige rivier Menik Ganga waarlangs brede trappen zijn.  Sommigen waden of baden in de rivier. Het ziet er een beetje uit als op de plaatjes  die ik wel eens gezien heb van de Ganges rivier in Varanasi in India. Bij het  eigenlijke tempelterrein moeten natuurlijk weer de schoenen uit. De poort en  omringende muren zijn versierd met olifanten en pauwen.
  
                  
Overal zie je in het  wit geklede mensen bidden.
               
                  
In het heiligdom waar de meeste schalen met fruit  naar toe gaan staan ze in een lange rij om hun offer af te geven. Dit offer  verdwijnt achter een gordijn en het fruit wordt later onder de armen verdeeld.
 
Wij worden naar binnen gehaald en naar voren geschoven, zodat we het kunnen zien.  In het tempeltje er naast is een hindoepriester bezig met een ceremonie. Een hulppriester,  zo noem ik hem maar, deelt zoete rijst uit. Ook wij krijgen een handje rijst.
 
Het is heel indrukwekkend om te zien hoe deze mensen met hun geloof bezig zijn.  Maar vooral hoe gastvrij wij als vreemdelingen erbij betrokken worden.
Dag 11 – zaterdag 5 maart  2011 TISSAMAHARAMA >  GALLE
  Het is toch  wel  heel speciaal om begin maart ’s  morgens om 07.00 uur te ontbijten onder een palmboom bij een heerlijk  temperatuurtje. Vandaag zullen we langs de zuidkust naar Galle rijden. Het is  een behoorlijk drukke weg en in mijn ogen worden er door veel weggebruikers veelvuldig  onverantwoordelijke inhaalacties gepleegd. Onderweg bezoeken we de rotstempel  van het klooster van Mulgirigala, één van de oudste kloosters van het eiland  (gedeeltelijk 2300 jaar oud). Toeristen komen hier nauwelijks; daar houden wij  wel van.

 Het tempelcomplex bestaat uit grotten die uit een rots zijn gehakt. De  heuvel is 200 m hoog. Aangezien Cuthie ons overal zo ongeveer naar binnen rijdt  hebben we nog weinig hoeven lopen. Maar het bezoeken van dit soort plaatsen  vergt toch weer wat van onze conditie. Want om bij de bovenste stupa te komen  moeten we wel 533 treden klimmen en dat bij een temperatuur van 32°. De  rotstempels doen ons aan de tempels in Dambulla denken, die we een kleine week  geleden zagen. Eerder hadden we al gehoord dat je aan de stand van de voeten kan  zien of je met een slapende of reeds in het nirwana gearriveerde boeddha van  doen hebt. 

Vandaag leren we dat er nog meer kenmerken zijn van een overleden boeddha:  1) de ogen zijn (vrijwel) gesloten; bij de slapende boeddha zijn ze (half) open.  2) de manier waarop de rechterhand geopend is en niet helemaal onder zijn hoofd  ligt. 3) de ligging van de plooien van zijn kleed. 4) de enigszins ingevallen  buik (heeft voor zijn dood niet meer gegeten). En tot slot: 5) de iets van  elkaar verschoven voeten die op ontspanning duiden. Na een kleine donatie wordt  er weer een gezegend touwtje om onze pols geknoopt vergezeld door een gezongen  tekst en vervolgens de gesproken goede wensen: gezondheid, voorspoed, enz. enz.  We mochten al niet klagen, maar kwaad kan het niet. 

De schilderijen op de  rotswanden zijn nog erg mooi van kleur.
 
Op een van de galerijmuren is een 17e  eeuwse schildering waar een Portugees (lange broek, lange mouwen) en twee  Hollanders (korte mouwen, blote voeten) te zien zijn.
 
Een van de tempeltjes is  belegd met Hollandse plavuizen. Tijdens onze klim naar boven zien we een  heldergroen slangetje, een kameleon en een hagedisje. Heel bijzonder vinden we  de ‘kanonskogelboom’ die zo genoemd wordt vanwege de bloemen. De bloemknoppen  zijn kogelvormig en zo groot als een tennisbal. De bloemen zijn schitterend:  ongeveer 10 tot 12 cm groot met een crèmekleurig hart en oudroze bloembladen.  De meeldraden liggen onder een dakje en het hart heeft de vorm (zeggen ze hier)  van het dak van een pagode. Een heel aparte en mooie bloem.
 
                  
  Dan rijden we  verder naar Galle, dat in 1640 door de Hollanders op de Portugezen werd veroverd.  In 1663 werd door de Nederlanders een 36 ha groot fort gebouwd. Er zijn nog  oude VOC-pakhuizen en kantoren, zware bastions en Punt Utrecht waarop sinds  1940 de vuurtoren van Galle staat. 

Door de Old Gate aan de oude haven kom je  het fort binnen. Aan de binnenkant van de poort het wapen van de VOC 1669. 

Vóór  de Engelsen had je hier de Zeeburgsraat (nu Lighthouse str.), de Modderstraat,  enz. De Leynbaan street bestaat echter nog steeds.
 
 
Tegen de muren van het  bastion een stenen plaat met ‘Akersloot 1759’.
 
 
Midden in de vesting staat de  Dutch Reformed Church (1754) die een geschenk aan de stad Galle zou zijn  geweest van de commandeur en zijn vrouw, als dank bij de geboorte van hun  dochter. In de vloer van de kerk zie je de grafstenen met Hollandse namen.

 Het  kaneelpakhuis van de VOC is nu het scheepvaartmuseum. We lopen over het bastion  en door de straatjes die Hollands dorps aandoen, en bekijken de kerk. Tot slot  gaan we naar het hoogste punt van Galle, de stadswal, waar de oude Hollandse  klokkentoren uit 1701 staat. 
  ’s Avonds, bij  terugkomst van het restaurant waar we gegeten hebben, blijkt dat het bed weer  is opgemaakt en met bloemen versierd. Erg attent allemaal, maar je voelt je  bijna verplicht de kamer keurig opgeruimd achter te laten.
 Dag 12 – zondag 6 maart  2011 GALLE > BENTOTA 
   Op weg  naar Bentota rijden we over de kustweg pal aan zee. In dit deel van Sri Lanka  heeft de tsunami, nu ruim 6 jaar geleden, veel slachtoffers geëist. We passeren  een monument voor de slachtoffers van deze ramp. 

Onderweg zien we nog steeds  veel restanten van verwoeste huizen en ook veel graven langs de weg. Bij het  plaatsje Balapitiya maken we een boottocht over de Madu Ganga, een rivier  waarin talloze grote en kleine eilandjes liggen.

 Bij de mangroves zien we, na goed  kijken, een varaan lliggen. Ook zien we op een bepaald stuk veel fraai blauw  gekleurde kwallen in het water zweven. De rivier staat namelijk in open  verbinding met de zee, die hier heel dichtbij is. Bij een eilandje leggen we  aan en men laat ons wat bomen zien die hier groeien, bijv. de kapokboom, de  ‘lemontree’, de kaneelboom, enz. Een oudere man demontreert hoe de ons bekende  kaneelstokjes gemaakt worden: een tak van de kaneelboom wordt ontdaan van  zijscheuten en blaadjes. Vervolgens wordt de buitenste bast eraf geschrapt en  dan gaat hij met een koperen staaf over de schone tak. Hierdoor laat de  bovenste laag makkelijk los. Met een scherp mesje schilt hij nu stukken af en  legt deze dakpansgewijs over elkaar. Dan  is de kaneel klaar om te drogen; dit duurt een  paar dagen.

Nu weten we weer wat meer van deze specerij. Terloops laat hij ook  nog even zien hoe van palmbladen dakbedekking gevlochten wordt en hoe van de  kokosnootvezels sisaltouw gemaakt wordt. We kopen wat kaneelstokjes (3 tot 4  maal zo lang als die wij in de super kopen) en stappen weer in ons bootje. De  volgende stop is bij een eilandje waarop alleen een boeddhatempel met een klein  klooster staan.

 De kloostergemeenschap bestaat uit een oudere monnik en een  handjevol jongens. Als wij er komen zijn de oudere jongens naar een  kloosterschool elders en zijn alleen de monnik en twee jochies van 11 à 12 jaar  aanwezig.
 
                  
                 
Eén laat ons het klooster zien: de bibliotheek, slaapkamer, eetzaal  en keuken; alles uiterst eenvoudig.
 
Onze kleine gids is een beetje verlegen.  Hij is 11 jaar oud en al 4 jaar in dit klooster. Wij kunnen ons niet  voorstellen dat zo’n kind al vanaf zijn 7e jaar daar op dat eiland  zit met alleen een paar jongens en een oude monnik. Niets te beleven, geen  speelgoed, geen gezinssituatie. Eigenlijk is er erg weinig van wat wij zo  belangrijk vinden voor de ontwikkeling van een kind. Aan het eind van de  rondgang krijgen we door de oudere monnik weer het bekende witte touwtje  omgeknoopt met de wens voor een lang en gelukkig leven.

Maar we vinden dat onze  monnik zich er wel wat erg makkelijk en zonder veel enthousiasme van af maakt. Weer  terug in de boot zien we een varaan vlak naast de boot zwemmen, een mooi  gezicht zoals hij zwemt.

  In het  plaatsje Kosgoda bezoeken we het Sea Turtles Research Centre. Kosgoda staat  bekend om de vele schildpadden die hier aan land komen om hun eieren te leggen.  Helaas worden deze door de plaatselijke bevolking uit de nesten gehaald om te  eten, want het schijnt een lekkernij te zijn. Of ze worden doorverkocht aan  mensen die de schildpadden opkweken er er later tassen enz. van maken en deze  voor veel geld verkopen. Bij dit centrum kopen ze de eieren terug of graven ze  op om ze vervolgens zelf veilig onder het zand te stoppen. De eieren hebben de  kleur, grootte en vorm van tafeltennisballen en voelen zacht aan. Schildpadden  leggen drie keer per jaar eieren, een paar honderd per leg, die op een meter  diepte worden begraven. In het centrum worden de eieren uitgebroed in speciale  zandbakken. Nadat ze uitgekomen zijn worden de jonge schildpadjes nog drie  dagen in grote bakken met zeewater gehouden.
 
                  
Daarna hebben ze een goede kans om  te overleven en worden ze weer in zee uitgezet. Dit gebeurt ’s nachts, omdat  anders het gevaar bestaat dat ze door roofvogels worden opgegeten. Op deze  manier worden er jaarlijks vijf- à zesduizend schildpadjes teruggezet. Tevens  is het centrum een opvang voor niet goed ontwikkelde dieren, zoals de zeldzame  albinoschildpad. Of worden schildpadden die door bijv. de schroef van een  motorboot gewond zijn geraakt weer opgelapt tot ze weer zelfstandig terug  kunnen.
 
                  
  Na de  lunch in een restaurant met mooi uitzicht op de Bentota Ganga (Bentota rivier)  gaan we naar ons laatste hotel op Sri Lanka. Het Bentota Beach Hotel was het  eerste grote strandhotel op Sri Lanka en werd gebouwd aan het begin van de  70-er jaren. De ingang van het hotel wordt gevormd door de vestingpoort van een  oud Portugees fort en een van de terrassen ligt op een oude vestingmuur.
  
                 
Het  hotel mag dan wel dertig jaar oud zijn, het ziet er uitstekend verzorgd uit. Het  is na de tsunami gerenoveerd. Alle ruimtes zijn zeer royaal en het ziet er  allemaal schitterend uit, modern en smaakvol ingericht. Het is een  super-de-luxe hotel; wel lekker voor de laatste paar dagen.
  Wederom  komt er ’s avonds een mannetje om onze kussens op te schudden, te controleren of er  genoeg drinkwater is, beddengoed neer te leggen klaar om in te stappen en … niet  te vergeten, weer een paar bloemen op het bed te leggen. We beginnen er aan te wennen!
Dag 13 –  maandag 7 maart 2011 BENTOTA
  Zoals  eerder vermeld ligt Bentota aan de Bentota rivier. De oevers van de rivier zijn  verbonden door bruggen. Ten noorden van de brug heet het Alutgama, ten zuiden  van de brug Bentota. We gaan eens een kijkje nemen op de markt van Alutgama,  altijd leuk. We mogen ruiken aan flessen kokosolie, zien een kraam met de meest  vreselijke zoetigheid (als je er naar kijkt vallen de vullingen al bijna uit je  mond), bij een specerijenkraam steken we onze neus in alle kleurtjes poeder en  zien toch weer groentensoorten die we nog niet eerder gezien hebben. En weer  geen vlees of kip te vinden, alleen groenten fruit en een enkel kraampje met  huishoudelijke artikelen, o.a. zeefjes van ijzerdraad en panty.
 
                   
 
              
                                       
In een  winkeltje kopen we aan paar zijden shawls (in Kandy waren ze drie keer zo duur!).  En dan rijden we 16 km landinwaarts om een bezoek te brengen aan ‘Brief Garden’.  Dit schitterende park was de plaats waar de kunstenaar Bevis Bawa zich  terugtrok.
 
Eerst wandelen we door de prachtige parktuin met de vele bloeiende  bomen en planten en de sculpturen die er tussen staan. We hebben zeker nog niet  de helft gezien, zo groot is het terrein
. 
   
  
Omdat Cuthie de eigenaar nog van  vroeger kent worden we uitgenodigd thee met hem te drinken. De man is een  voormalige bediende van Bevis Bawa Hij heeft dit alles geërfd van zijn  ongehuwde werkgever. Hij vertelt ons het een en ander over de familie. Ooit was  hij bediende, nu is hij zelf een zeer welgesteld man met eigen personeel.
 
 
Het  is een erg vriendelijke en vooral wijze man. We mogen ook het huis bezichtigen,  waarin je allerhande oude en nieuwe kunstvoorwerpen vindt. Heel bijzonder allemaal.
 
                   
De  middag brengen we door in en aan het zwembad.
 
Aan het eind van de middag wordt  het donker en volgt er een daverende onweersbui.
Dag  14 – dinsdag 8 maart 2011 BENTOTA > COLOMBO / LUCHTHAVEN  
  De laatste dag  van onze vakantie. Met Cuthie hebben we afgesproken dat we vandaag ons eigen  plan trekken. Na het ontbijt gaan we lopen. We nemen een paar honderd meter  verderop een zijstraat van de hoofdweg; geen idee waar die naar toe leidt.
 
                  
Na een  eind lopen vertelt een vriendelijke man ons dat we allen via dezelfde weg terug  kunnen, maar dat er een paar kilometer verderop een mooie oude tempel staat.  Dus wij naar de tempel. Het is erg warm en iedereen groet vriendelijk. Hier  loopt zelden een toerist. We komen eerst langs een andere tempel, maar die  heeft niet veel om het lijf. Uiteindelijk komen we bij de Galapata Vihara, die  uit de 12e eeuw stamt.

 Men zegt dat de tempel via een doolhof van  onderaardse tunnels met andere tempels in de omgeving is verbonden. Natuurlijk  kopen we eerst weer offerbloemen. 

In elke tempel die we gezien hebben ligt er  een slapende of in het nirwana aangekomen boeddha, maar toch is deze tempel  weer anders. Ook hier zijn de muur- en plafondschilderingen erg goed bewaard gebleven.
 
                   
Er is ook een schildering in de stijl van de bloemenmeisjes in de Leeuwenrots  bij Sigiriya. Alleen deze hebben (bijna allemaal) de borsten bedekt. Onze  verklaring hiervoor: waarschijnlijk mocht de koning van Sigiriya graag blote  vrouwenborsten zien.
 
 
Als we de tempel bekeken hebben komt er juist een klasje  met kleuters in paarse uniformpjes en hun leidsters, gekleed in prachtige  sari’s, naar de tempel. Heel aandoenlijk als ze allemaal op de knietjes gaan en  een gebed zeggen. Maar helaas voor de boeddha zijn die twee vreemdelingen veel  interessanter. Stiekem wordt er opzij gekeken en één ligt er zelfs met zijn  achterste richting boeddha (wat zo ongeveer een doodzonde is) om ons beter te  kunnen zien.
 
                  
  Drie uur later  zijn we terug bij het hotel. Een deel van de middag brengen we door op een  ligbed in de enorme tuin. Er waait een lekker zeewindje (de tuin grenst aan het  strand). Eekhoorntjes zitten in de bomen en laten zich flink horen. En één is  zelfs zo brutaal om op het ligbed te komen waar ik op zit en aan het badlaken  te knabbelen! Dan is het tijd om nog een keer te douchen en de bagage in te pakken.
  Om 17.30 uur  vertrekken we naar Colombo. Het verkeer is om gek van te worden en af en toe  doe ik mijn ogen maar dicht, ik sta doodsangsten uit. Cuthie moet er om lachten.  Na ruim twee uur komen we in de hoofdstad en hoewel het al lang donker is wordt  er nog een kleine city-tour gedaan, waarbij we o.a. de boeddhistische Gangarama tempel zien en de rood-wit gestreepte Jami-el-Alfar moskee.
  
                  
Cuthie is duidelijk trots op zijn land. We  eten met z’n drieën bij een visrestaurant en dan gaan we richting vliegveld.  Halverwege Colombo en de luchthaven is de woonplaats van Cuthie. Zijn vrouw  staat op een hoekje om de ‘doggybag’, die Cuthie mee genomen heeft, aan te pakken  en ons te groeten. Een erg enthousiaste vrouw, die ons meteen omhelst en op de  wangen zoent alsof we familie zijn. Om 11.15 uur nemen we met pijn in het hart  afscheid van Cuthie. Hij heeft ons een geweldige vakantie bezorgd.
Dag 15 – woensdag 9 maart  2011 COLOMBO > AMSTERDAM
  Het is inmiddels bijna 03.00 uur  in de ochtend, we zijn al 21 uur wakker en dan moet het vliegtuig nog  vertrekken! Op het vliegveld van Dubai nemen we een sterke espresso, daar knap  je van op. Tot slot het traject Dubai-Amsterdam, waarna we om 12.45 uur op  Schiphol landen. Nog een vriendelijk knikje van de stewardess en dan staan we  weer op vaste Nederlandse bodem.
 
 
Onze bagage komt bijna als laatste van de  band, maar dan eindelijk kunnen we naar de aankomsthal waar Stef weer op ons  staat te wachten met stroopwafels, als Nederlands binnenkomertje. In de loop  van de middag zijn we weer thuis. Stef drinkt nog een kop thee en dan is deze  korte, maar heerlijke vakantie echt afgelopen.
Namasté Reizen
Home Reizen van Jan en Carla